Heb je er eigenlijk nog veel last van?

Ik ben Yasmin, 24 en ik heb een pervasieve ontwikkelingsstoornis die valt onder PDD-NOS. Ik heb autisme: autisme dat niet op autisme lijkt. Mijn jeugd had zorgeloos kunnen zijn aangezien ik alles had om gelukkig te zijn. Maar ik was niet gelukkig. Op mijn achttiende stond ik, samen met mijn leeftijdsgenoten, in een nieuw startblok van het leven. De rest nam een vliegende start en ik smakte met mijn gezicht tegen de grond. Een klein jaar lang zat ik in vier verschillende instellingen. Op mijn negentiende kreeg ik mijn diagnose en wrong me opnieuw in zo’n startblok. Ik ben een jaar kwijtgespeeld, maar heb er wel een nieuw leven voor in de plaats gekregen. De medicatie die ik neem maakt de wereld draaglijk voor mij en mij draaglijk voor de wereld. Een vraag die ik geregeld krijg: Heb je er eigenlijk nog veel last van? Ik heb het gevoel dat, wanneer je beperking niet zichtbaar is, je geen beperking hebt. Ooit al eens aan een blinde gevraagd of hij er nog veel last van heeft? Neen. Die heeft er dagelijks last van, dat hoef je niet te vragen. Wel, ook ik heb er dagelijks last van.

Donderdagnamiddag liep ik rond 16.00 met mijn trolley van mijn kot naar het huis van mijn vriend. Tijdens de wintermaanden legde ik deze route met de tram af, maar nu het steeds beter weer wordt, maak ik twee keer per dag een wandeling van amper 2 kilometer. Twee. Kilometer. En ik heb er eigenlijk veel last van. Toegegeven, het is niet echt een rustgevende, idyllische wandeling: ik wandel langs de Franklin Rooseveltplaats én het Centraal Station. Bovendien heb ik, en ik citeer woordelijk mijn psychiater, ‘geen filter, je krijgt alles los binnen’.

Ik heb nog maar nauwelijks mijn teen uit de deur gestoken als ik word opgeschrikt door werkmannen die een huis aan het slopen zijn. Steenpuin en deuren belanden op het ritme van hyperactieve jingles van Joe FM in een holle container. Rustig gelegen, die universiteitsbuurt. Ik loop het hoekje om en word bijna overhoop gereden door een vrouw met kinderwagen, gevolgd door een viertal kleine, uitgeputte, jengelende kinderen die op verhaal proberen te komen. Even verderop is een kleine lagere school gelegen die op dit uur dagelijks omsingeld wordt door ouders: ouders in auto’s, ouders met smartphones, ouders met bakfietsen, ouders met bakvissen, ouders met haast en ouders met veel haast. Druk kakelend houden ze elkaar op de hoogte van het reilen en zeilen thuis. Niet alles, zo’n huishouden, en mijn man is nooit thuis! Ik word uit mijn gedachten gehaald door de ting-ting van een tram. Alweer een automobilist die de verkeersregels in de stad niet kent. Het is een Audi TT. Onze vorige buren hadden er vroeger ook zo eentje, zwart. Mijn ademhaling wordt iets zwaarder. Niet van de lichamelijke maar van de mentale inspanning. Ik word onrustig en moet nog twee epicentra van drukte passeren. Ik ben bijna halfweg. Aangekomen aan de F. Rooseveltplaats krijg ik steken in mijn achterhoofd, mijn ademhaling wordt nog zwaarder. Achter mij hoor ik een fietsbel en ik zet een stap opzij, een fiets zoeft me voorbij. Ik herken het meisje op de fiets. We zitten soms samen in de les. Ze heeft een schakeljaar gevolgd en ik rakel moeiteloos haar eerdere loopbanen op. Ik heb haar nog nooit gesproken. In de verte zie ik een man en een vrouw ruzie maken. Niet veel later, staat diezelfde man links van me aan het verkeerslicht te bellen met een vriend – alleen. Ze hebben weer ruzie gemaakt en hij is het beu. Dat hij rechtsomkeer maakte en dat het genoeg geweest is. Ik ben het ook beu, ik heb er ook genoeg van. Ik ben halfweg. Rechts van me ritselt een puberhand in een zak chips. Zout, van Lidl, Crusti Croc. Aan de puberhand hangt een horloge, Ice Watch, wit. Achter mij staan twee West-Vlaamse dames hun dagje uit te bespreken. Ik heb geen filter, ik krijg alles los binnen. Eindelijk, het rode mannetje wordt groen, een massa komt in beweging. Ik klem mijn klamme hand rond het handvat van mijn trolley. Ik voel overal steken in mijn hoofd. Ik word aangesproken door een man die flyers uitdeelt van Lycamobile. Door mijn hoofd flitsen acht willekeurige plekken in Antwerpen waar ik eerder werd aangesproken door mensen van hetzelfde bedrijf. Ik wimpel hem zenuwachtig af. Wanneer ik het Centraal Station passeer, kijk ik omhoog naar de klok. Ik moet morgen mijn abonnement verlengen. Niet vergeten. Morgenavond heb ik afgesproken, zaterdagavond moet ik babysitten, volgende week vrijdag heb ik presentatie. 22 mei moet ik mijn thesis inleveren. Ik duizel. Kwart na vier. Mijn hoofd lijkt al uren onderweg, mijn lichaam ondergaat. Ik voel een stijvige spanning in mijn schouders. Alsof ik elk individu dat ik inmiddels gepasseerd ben op mijn schouders draag. Ik laat het Centraal Station achter me en mijn ademhaling kalmeert enigszins. Ik kijk naar de overkant van de straat, naar de plaats waar ik tot tweemaal toe gevallen ben. De eerste keer was op een maandagmorgen, het regende en mijn knie was geschaafd. De tweede keer was het zondagnamiddag en zonnig. Een vrouw met zwart jurkje en een Marc Jacobshandtas vroeg me of alles in orde was. Ik verbeet de pijn en antwoordde volmondig ja. Ik passeer een boompje. Hier hebben mijn vriend en ik gisterenavond staan praten, terwijl de hond plaste. Ik kan de plas nog zien, ik kan de hond nog zien zitten. Ik ben halfweg de tweede helft. Mijn hoofdpijn wordt ondraaglijk en het licht schijnt pijnlijk in mijn ogen. Aan het eind van de straat zie ik een groepje meisjes mijn richting uitkomen. Eén van de meisjes zit in mijn bijlesgroepje. Charlotte. Nutteloze details over Charlotte vullen ongewild mijn hoofd. Mijn ademhaling wordt zwaarder. Ik loop gedecideerd de straat van mijn vriend in. Rak-tak-tak-tak-tak. Het geluid van de wieltjes van mijn trolley gonst door de straat en door mijn hoofd. De langste 200 meter tot nu toe. Ik draai mijn loden hoofd in mijn nek. Het lijkt alsof de hoofdpijn zich mee verplaatst in mijn hoofd.

Twee. Kilometer. Ik bel aan en geef mijn vriend een kus. Ik ben veilig en alles wordt rustig. De hoofdpijn bonst van binnen naar buiten. Ik heb twee kilometer gewandeld en plof in de zetel. Ik verander van positie want mijn schouders doen pijn. Twee kilometer. Met een slok water slik ik een migrainemiddel en mijn wandeling door. Zo wordt de wereld draaglijk voor mij en ik draaglijk voor de wereld. Ja, ik heb er eigenlijk nog veel last van. Ik krijg alles los binnen.

Het hoort niet.

Het hoort niet dat ik je mis. Je hoort niet dat ik je mis. Mijn hart gaat sneller slaan als ik aan je denk en breekt in twee. Zo zijn we nu, twee. Los. ik had nooit durven denken dat herinnering aandenken zou worden. Het hoort niet. Blijf bij me opdat ik je nooit vergeet, altijd hoor en ruik. Het hoort niet dat ik je mis. Je hoort niet dat ik je mis.

Push the button.

Dinsdag. 10.35. Ze krabt verwoed in haar haar terwijl de deur  in het slot valt. Wind is nefast voor een kort kapsel, ach wat. Hier geraak je trouwens zo maar niet binnen. Ze haalde haar kaart door de kaartlezer … En nog eens … En nog eens. Na negen maanden lukt het haar nog steeds niet om die deur vanaf de eerste keer te openen. Verdorie, komt er ook nog één of andere Zuiders Erasmusstudent in haar nek blazen. Groen licht! En waar heeft ze die verdomde sleutel deze keer gelaten? Erasmus laat haar binnen, after you. Met wat gestamel kreeg ze een stille thanks over haar lippen. Misschien toch eens overwegen om haar CV naar het klooster te sturen. Kon ze overigens ook haar weerbarstig haar in Knokke gaan laten knippen. Gelukkig, hij moet de andere lift nemen. Een walm van Acqua Di Gio prikkelt haar neus, droeg haar vader ook, in de jaren ’90. Toch niet zo hip als hij eruitziet. Ze stapt de lift in …

Mijn haar ziet er nog erger uit dan ik me had kunnen voorstellen, schiet het door haar heen, terwijl ze zichzelf bekijkt in de spiegel van de lift. Zou er een camera achter die spiegel zitten? De liftdeur staat nog steeds open hoewel ze op de knop geduwd heeft. Ze duwt nog eens. Mijn haar wordt er ook niet mooier op. Ze duwt nog een keer. Eindelijk. Ze zoekt haar sleutel alsnog in haar handtas en stapt de lift uit. Ze opent de spuuglelijke oranje deur aan de linkerkant, zoals steeds. Maar die poster van die blote vrouw hing hier vanochtend niet. Zal wel een grap zijn, op deze wijvengang. Er leek wel een bom gebarsten op de gang. Vol ongeloof werd ze een beetje nerveus en beet op haar onderlip. Seksistische moppen geprint in Comic Sans MS bekleedden de zwarte kasten die overigens nergens toe dienen. Een voetbal lag in het midden van de gang. Stunt van het praesidium? Ze loopt naar het einde van de gang, naar de rechterdeur, zoals steeds. Ze neemt haar sleutel, grijpt de klink … Ze hoort gepraat in haar kamer. Mannenstemmen – twee. Nu werd ze echt nerveus. Ze zet een stap naar achter en loopt al lachend de gang weer uit, de spuuglelijke oranje deur door en wacht op de lift. Ze kijkt even goedkeurend naar het plaatje dat recht tegenover de lift hangt en slaat haar ogen ten hemel. Ze haalt opgelucht adem. Typisch.

Je zal je maar van knopje vergissen in die lift.

Lezersbrief.

Dag Yasmin,

Ik mail je omdat me iets van het hart moet. Eigenlijk loop ik er al jaren mee verveeld, maar nu houd ik het niet langer meer vol. Al jaren sta ik aan je zij. Soms vergeet je me, dan heb je me weer hoognodig. Vooral tijdens de zonnige zomermaanden. No hard feelings trouwens, tijdens de zomermaanden heeft iedereen plots weer tijd om met vrienden uit lang vervlogen tijd op te trekken, zo ook jij! Ik ben blij dat we het keer op keer goed met elkaar kunnen vinden. Of toch niet?

Eigenlijk is er nooit echt een klik geweest, toch? Het was meer van moeten? Omdat het niet anders kon. We hadden geen andere keuze, laat het ons daar op houden. En ik heb je nooit laten vallen. Jij mij wel. Eigenlijk was jij niet zo’n goed maatje. Jij liet me vallen, ik deed jou pijn. Soms tot bloedens toe. Misschien moeten we er maar mee ophouden? Maar ach, jij bent zo halsstarrig dat je steeds naar me terug komt. Heb je dan nooit uit het verleden geleerd? De wondjes heelden wel, maar waarom zag je het niet als een teken?

Maar goed, daarom dus deze mail. Ik heb er echt schoon genoeg van. Weet je, nu je 21 bent en je je voor de eerste keer met mascara en lipstick in het openbaar begeven hebt (serieus, alleen al daarvoor zou ik nooit meer met je willen omgaan), is het tijd dat we er mee ophouden. Na al die jaren was het duidelijk dat je niet bijleerde. Steeds weer de foute dingen doen om jezelf te kwetsen, neen. Het is genoeg geweest…

Word volwassen, bijt op je tanden en koop een epileerapparaat, een scheermes is niks voor jou, je bent te hardhandig om dit op gepaste wijze af te handelen. Na al die jaren, nog steeds…

Met vriendelijke groet,

Venus Gillette

One enemy can do more hurt than ten friends can do good.

Ik kom niet vaak meer in B. Nooit meer eigenlijk. Ik heb er niks te zoeken. Ik heb er niks meer te zoeken. Ik gebruik het dorpje B. zelfs niet om door te rijden als ik ergens moet zijn.  Gewoon omdat dat niet nodig is. Tenzij ik met de trein ga. Dan hobbel ik over de sporen door B. Meestal stopt de trein er niet en rijdt hij gewoon door. Ik zie dan het blauwe bordje met de witte letters langs me heen zoeven terwijl ik een muziekje luister of een boek lees. B., ik dacht dat ik er zou gaan wonen en sterven – samen met die ene persoon. Maar het is anders gelopen. Nu, zo’n 2 jaar later ben ik daar niet rouwig om. Als ik heel eerlijk met mezelf en m’n gevoelens ben, dan is het dorpje B. en alles wat daarbij kwam kijken niet echt één van de beste keuzes uit mijn leven. Een vergissing noemt men zoiets. Ik word boos als ik nadenk over datgene wat B.  allemaal veroorzaakt heeft. Ik heb afgezien in B. Toen vond ik dat maar normaal, het hóórde erbij. Nu neem ik het mezelf eerder kwalijk dat ik niet eerder open kaart gespeeld heb. Met hem, met mezelf… Ik zou me kunnen afvragen hoe het anders gelopen zou zijn, maar dat doe ik niet. Het zou me niks opbrengen.

Het is voorbij en ik laat er geen traan meer om. Maar toch voelt het steeds vreemd, als ik die ene keer de stoptrein neem en de trein halt houdt in B. Dorpje B. zal altijd een wrange nasmaak hebben.

De spits afbijten.

Op 29 mei had ze haar eerste examen. Een hele tijd geleden dus. Eerste examens zijn altijd spannend, het zet een trend voor de examens die nog komen. Ze moest examen doen bij de levende verstrooide professor. Niet zoals jij je die voorstelt, neen, nog erger, zoals in de stripverhalen. Maak dààr dan een karikatuur van. Hou dat beeld even vast.

Tijdens het wachten moet ze denken aan de eerste les. Ze begint te lachen. In eerste instantie dacht ze dat het een live gebeuren van de film The Curious Case of Benjamin Button was. Twee jaar voordien had ze van deze professor, een vrouw, ook al eens les gehad. Hoewel de aula toen veel groter was en ze doorgaans achteraan zat te suffen, kon ze zich niet herinneren dat ze er zo uitgezien had. Vreemd. En waar kwamen al die grijze haren vandaan? Ze moest nog harder lachen. Als ze niet beter zou weten, zou ze niet weten dat het een vrouw was. Gelukkig gaven haar twee bulten het prijs. Net zoals je een kameel van een drommedaris kan onderscheiden, kan je doorgaans ook man en vrouw uit elkaar houden – door bulten dus. Laten we de professor, die vrouw dus, maar even Benjamin noemen. Omdat dat nu even praktisch is.

K. kwam naast haar zitten en ze kwam met haar gedachten weer op de bewoonde wereld terecht. Plots ging de deur van het lokaal open en stond Benjamin daar, samen met haar bulten. Niet echt samen, zoals zij daar samen met K. op de bank zat, naast elkaar, maar toch samen. Excuseer, ze waren toch naast elkaar, maar dan anders. Benjamin vroeg: ‘Zijn jullie de enige studenten die nu examen moeten komen doen?’ Dat vond ze nogal een domme vraag. Ze kon voelen dat K. het ook vond. Da’s toch een vreemde zaak, Benjamin stond daar met een lijstje in haar (laten we Benjamin maar haar noemen, gewoon omdat Benjamin ook vreemd haar heeft) handen? Zij weet toch als geen ander wie er examen moet komen doen? ‘Kunnen jullie al even aftekenen op de lijst? Dan moet dat straks niet meer.’ Ze wist dan tóch waar die lijst voor diende – vreemde vogel die Benjamin. Speciale kameel. Na het aftekenen ging de deur weer dicht: Benjamin en de lijst verdwenen achter de feloranje deur. Eén voor één druppelden andere studenten binnen. Zenuwachtig gegiechel – wat wil je, elf meisjes die hun eerste examen kwamen afleggen. Benjamin verscheen weer: ‘Is het vandaag de 24e?’ Terwijl er eentje ‘ja’ zei (door de stress), zeiden de andere 10 ‘neen’. ‘Oh, heb ik dan een examen vergeten af te nemen bij een groep?’ Algemene hilariteit. Die Benjamin toch, en dan die 11 grieten die de spits komen afbijten met hun eerste examen. Stress en chaos.

Ze kregen het examen in handen en zo vaak kon ze door één blik op het examen te werpen zeggen of ze geslaagd zou zijn of niet. Het was een goeie. Die Benjamin toch! Als de studenten klaar waren, mochten ze één voor één naar voor gaan. Benjamin las het dan na, stelde nog een paar vraagjes en bekeek je eerder ingeleverde paper. Als derde laatste was zij aan de beurt. Benjamin bekeek haar examen. Toen nam Benjamin haar handtas. Die zal wel een flesje water nemen, dacht ze. Maar Benjamin nam haar gsm en begon te smsen. En te bellen. Soms is Benjamin een beetje een rare vogel. Ze durfde ervoor wedden dat de twee meisjes die aan het wachten waren ook vreemd opkeken. Maar ze durfde niet omkijken. ‘Hallo, met Benjamin. Kan iemand me even komen aflossen op het gelijkvloers?’ Dat moest ze dan twee keer herhalen, want die vraag krijgen ze waarschijnlijk niet elke dag. ‘Ik zal je even alleen moeten laten. Ik ben dadelijk terug.’ Die had ze niet voelen aankomen. Compleet onverwacht. Benjamin verliet het lokaal en daar zat ze dan. Op een ongemakkelijke stoel, in de zon. Geen fijn zonnetje, een irritante zon. Ze wilde weg. Maar ze mocht niet van Benjamin. Ze had dorst, maar durfde niet drinken. Ze wilde haar paper nemen die een beetje verder op het tafeltje lag, om te kijken wat daar in potlood geschreven stond, maar ze durfde niet. Dat zou wel heel onbeleefd zijn. Benjamin zou er wel om kunnen lachen. Toch deed ze het niet.

Na een tijdje kwam Benjamin weer binnen. Ze ging zitten en las onverstoord verder. Alsof ze nooit was weggeweest. De man met de baard werd bedankt voor de bewezen diensten en verliet het lokaal. Ze stelde één pietluttig vraagje en nam mijn paper. Ze gaf wat terechte kritiek en ook wat vreemde. Precies zoals Benjamin is. Een beetje vreemd, maar ook wel slim. De verstrooide professor uit de karikaturale stripverhalen. Benjamin had zeker een goed hart. Mocht ze niet de verstrooide professor geweest zijn, zou ze woest geweest zijn. Hoe kan je een student in zo’n stressvolle situatie alleen laten? Dat klinkt nogal dramatisch, maar examens zijn eigenlijk een beetje zoals bloedzuigers. Maar Benjamin kon dat, omdat ze Benjamin was. Ze kwam ermee weg. Omdat ze het niet deed om haar op te jutten of zenuwachtig te maken. Ze deed het omdat ze Benjamin was.

Ze kwam naar buiten gewandeld en moest lachen. Met Benjamin. Maar ook omdat de kop eraf was. Op naar het volgende examen. Het volgende examen dat overigens een ramp werd. Benjamin zou het bij haar vak nooit zo ver laten komen. Ach wat.

(De grens tussen fictie en realiteit is soms flinterdun)

Nietsnutten en Mongolen Bij de Spoorwegen.

Sinds 1926 proberen ze ons wijs te maken dat NMBS staat voor: Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Maar helaas, mensen. Ze hebben ons al die tijd bij onze kersen. Nietsnutten en Mongolen Bij de Spoorwegen – dat is het. Hoor ik daar al wat gegrom. Is het debat reeds geboren? Ik weet ook wel dat de man of vrouw (al zijn die vaak ook meer man dan vrouw) die met zijn gedegradeerd nietjesmachine rondzwaait er niets aan kan doen. Neen het is dat zooitje ongeregeld is Brussel dat per se wilt besparen. In de eerste plaats op dingen waar men juist moet gaan investeren. Ik zie het al, de eigen zakken worden gevuld! Hierdoor wordt het dagelijks gebruik van het openbaar vervoer een avontuur dat spannender is dan de gemiddelde tocht door een oerwoud. Daar weet je tenminste nog wat je te wachten staat.

Gelukkig ging gisteren alles vlotjes! Om 7.12 vertrok mijn bus aan de halte. Als je weet dat ik 12 minuten moet fietsen om daar te geraken, weet je ook dat, als ik om 6.45 van onze oprit bol, ik ruim op tijd ben. Twee en twee is uiteraard ook drie. Als bij wonder zag ik op mijn tocht richting de halte een bus rijden met het magische nummer 530 – de mijne. Wat deed die daar? Op een uur dat die bus daar niet eens moest rijden? Een eerste maal die dag, dacht ik dat ik mijn examen wel kon vergeten. Ik verwittigde mijn moeder, zodanig dat ze alvast in de startblokken kon gaan staan. Alles liep nog tamelijk gesmeerd, want ja, een nieuwe 530 kwam aangereden.

Ik kwam netjes op tijd aan in het station en begon alvast mijn Campuskaart in te vullen. ‘De trein met bestemming Antwerpen-Centraal van 7.54 heeft meer dan 25 minuten vertraging. Gelieve ons hiervoor te verontschuldigen.’ Doen we! Een tweede keer die dag dacht ik dat ik mijn examen kon vergeten. Net zoals de andere 40 mensen die stonden te wachten (dit is geen hyperbool), zocht ik op de dienstregeling welke trein we konden nemen en op welk perron ik moest gaat staan. Maar, kijk, wat schattig! Nu hebben die immer intelligente wezens de nieuwe dienstregeling die geldig is vanaf 10 juni óver de huidige dienstregeling geplakt. Gelukkig maar, dan kan ik tenminste praktisch kijken hoe ik tijdig op mijn examen geraak. En indien niet, ja, wat is een examen vandaag nog?

Ik liep als een gek naar het volgende perron om hopelijk nog op tijd op school te geraken. Ik vloog op de trein, plofte neer. Ik dacht: ‘Fieuw, gelukkig!’. De vrouw tegenover mij dacht waarschijnlijk dat ik behoefte had aan een babbel en begon te kletsen. Als uw haar niet zo vettig was, mevrouw, had ik het uit uw hoofd getrokken. ‘Mag het venster open, het is hier warm. Wist u, juffrouw dat deze trein richting Brussel afgeschaft wordt vanaf morgen?’ Ik moest even wat frisse lucht inademen die door dat veel te kleine venster naar binnen werd geduwd. Voor de derde keer die dag, dacht ik dat ik mijn examen wel kon vergeten. ‘Wacht, is dit de trein naar Brussel?’ ‘Ja, ja. Zit ge verkeerd? Ge moet toch geen examen gaan doen?’ Neen, ik neem altijd de trein om 8 uur omdat ik anders thuis zit te koekeloeren. ‘Ja, ik moet examen gaan doen en ja ik zit verkeerd.’ ‘Hebde gij chance dat het een boemeltrein is.

Daar stond ik dan, helemaal duizelig, bezweet en gefrustreerd op het perron van Mechelen. Even kijken welke trein ik kan nemen richting Antwerpen – wacht: het is nu 8.01. Kan je geloven dat de volgende trein pas om 8.22 is. Dat betekent ook dat die pas om 8.43 aankomt in Antwerpen en dat ik, als alles goed gaat, stipt om negen uur het lokaal kan binnenwandelen. Wat is dan het probleem, Yasmin, da’s toch mooi op tijd? En gelukkig laat het openbaar vervoer je nooit in de steek. Met de trein zou je er al zijn! Ondertussen had ik al de hele wereld laten weten dat ik tijdens het afgelopen uur al meer had meegemaakt dan tijdens mijn hele examenperiode. Ik dacht: ‘Als de trein één minuut vertraging heeft, dan heb ik tweede zit!’ En ja hoor, het was zo ver. In prachtige, fluo-oranje, totaal niet ouderwetse letters werd mij meegedeeld dat de trein 5 minuten vertraging had. Een vierde keer die dag, dacht ik dat ik mijn examen wel kon vergeten. Ik stuurde een sms naar S. om te vragen of zij de professor kon inlichten wanneer ze binnengingen in het examenlokaal. Ondertussen somde de vrouw zo goed als alle trein van het volgend kwartier op. Niet om te zeggen dat ze op tijd waren, neen, ze waren allemaal te laat. Gelieve ons hiervoor te verontschuldigen. Toen de sms verstuurd was, keek ik nog eens op het bord. De mooie fluo-oranje letters waren verdwenen. Geen 5 minuten vertraging. Wat is dit in godsnaam? Ik kreeg terug wat hoop.

Ik wandelde het lokaal binnen en alle ogen van medestudenten kwamen mijn richting uit. Met een bezwete bovenlip, een beetje duizelig en helemaal gefrustreerd, zocht ik snel mijn schrijfgerief bij elkaar en ging zitten. Toen ik het examen in handen kreeg, las ik de vragen en wist ik dat ik dit examen goed ging kunnen afleggen. Voor de eerste keer die dag, dacht ik dat mijn examen een haalbare kaart ging zijn. De eerste 5 minuten van het examen ben ik tot rust gekomen.

En gelukkig geraakte ik niet gefrustreerd.

Het groene dopje.

Meestal schrijft ze niet onderweg. Ze heeft al een vreselijk geschrift als ze gewoon stil achter haar bureautje zit, dus wilt ze echt de grenzen niet opzoeken door al reizend op de bus of trein te gaan zitten schrijven. En sinds vorige week, weet ze weer waarom ze een vrouw van principes is.

Het vroor de stenen uit de grond en de hersenen uit haar pan. Was ze per ongeluk naar Lapland gewaaid zonder het gemerkt te hebben? Geen ski-outfit voor handen, waarom zou ze ook. Sneeuw en ijs, nooit gesnapt. Blijf in je hol wonen mensen… En ga tijdens de zomer over de kades paraderen, in de straatjes flaneren, maar blijf bij deze temperaturen achter de juiste kant van het glas.

Na een kwartier tegen het bushokje gevroren te hebben, maakte ze zich los van het bankje en snelde naar de bus. Ja, zelfs bij deze temperaturen was het al te veel gevraagd om op tijd te komen. Reken maar een marge van een kwartier… Om te vermijden dat haar hersenen het begaven en besloten om niks nuttigs meer te doen, nam ze haar mapje en haar pennenzak. Even nuttig wezen voor 3 kwartier, erg pijnlijk nu, maar straks, als ze naar één of andere Amerikaanse lachbandserie ligt te gapen eens zo leuk.

Hoofdstuk 3. Ja, dat had ze nog niet doorgenomen sinds… ja, euh, mensenheugnis? Oranje fluo voor data, groen voor namen en gele voor de rest… Leve structuur. Niet met drie tegelijk, dacht ze. Veel te onhandig. Eén per één, om fluostiftbroeken en strepen te vermijden – hoezo getraind? Even de data…. En nu de namen…. Met bevroren vingers trok ze het dopje van de stift, iets te enthousiast. Poef. Weg was het. Waarschijnlijk richting Lapland. Ze voelde dat ze zich schaamde. Haar wangen werden rood maar vanbinnen had ze een temperatuur onder nul.

Toch even trots aan de kant zetten en rondneuzen in de bus. Links, rechts, boven, neen wacht, nutteloos, onder dan maar. Niks. Zucht. Oké, even de namen dus, dan kan ze staks nog even rondkijken. Helaas, niet te vinden… Dan moet ze maandag maar even een winkel binnenwippen om een groene fluostift… Ze wilde geen strepen in haar pennenzak. Niet dat hij nagelnieuw is of echt compleet onvervangbaar en kraaknet. Neen, toevallige strepen zijn toegelaten maar opzettelijk aangebracht, dat heet vandalisme en da’s verboden. Ze nam een zakdoekje, vouwde het half open en wikkelde de bovenkant van de stift erin. De dame aan de andere kant van de bus keek haar aan. Alsof haar fluostift een verkoudheid had. Zou het je verbazen bij deze temperatuur? Dan maar snel even instoppen in een bedje van pennenzak! Om erger te voorkomen.

Geel. De kleur van de zon. Van horen zeggen. Al in eeuwen geen zon meer gezien, zo lijkt het. Eigenlijk gaat de busrit vrij vlot als ze zich nuttig bezighoudt – nuttig met papieren zakdoekengeklieder. Oh, de volgende halte is het zover, dan bevriest het vocht in haar neus weer, het water in haar ogen en dat in haar mond. Ze begon in te pakken als een gek. Voorzichtig voor die groene met zijn jasje! Snel, duw op de knop, anders krijg je weer op je donder van de chauffeur: ‘Juffra’ke, op tijd bellen! Anders moet ik alles dichtgooien!’

Ze gooide de rugzak over haar schouder en toen gebeurde het. Er viel iets en al even snel ging het een eigen leven leiden in de bus, op het tempo van de rem van de chauffeur. Het groene dopje… Met een tijgersprong lukte het haar nog net om het van de afgrond te redden. Niet erg sexy, maar wel een hoog pantoffelheldgehalte. Maar vanaf nu, nooit meer aanduiden in de bus of op de trein. Tenzij ze ergens een vent kan opscharrelen die naast haar komt zitten om haar dopjes vast te houden….

Solisten.

In het leven gaan mensen zich engageren. Elk engagement is als een stoeltje bij de harmonie. Je moet leren samenwerken, luisteren, met elkaar optrekken en veel geduld oefenen om een uitkomst te bekomen. Maar ik heb één van mijn harmonieën verlaten. Ik had geen tijd meer om notenbalkjes te zitten lezen. Maar ik had nog minder zin om te zien dat ik de enige muzikant was die mijn instrument echt serieus nam. En wat voor een orkest was het eigenlijk, bende kleuters?!

En dan nog iets wat me het meeste stoorde. De dirigent was de dirigent niet. Neen, die ene kerel met zijn grote mond en lak aan talent, die het moest hebben van zijn populariteit, die zwaaide de stok heen en weer. En de dirigent? Die werd gepromoveerd tot marionet. De paljas die het overnam, was eerder een souffleur – doe maar wat ik je zeg en alles draait goed. Ik had het gehad, kotsbeu was ik het, ik werd er moe van… Het plezier was ver te zoeken. En mijn instrument staat nu in de hoek stof te vergaren…

Ik wilde het even aankaarten. Ik wilde even laten weten dat de structuur van ons orkest niet meer oké was. Maar helaas kreeg ik nooit een reactie. Ik wilde mijn hobby niet laten verzieken door een omhooggevallen xylofoonspeler, neen, dan maar stoppen en de fijne herinneringen koesteren. Sambaballen, triangels, koperblazers, … you name it! Talent genoeg, elk op hun manier. Maar neen, meneer de solist, verheven boven ieder van ons, moest de plak zwaaien. Ik hoop dat je snel alleen staat de zwaaien. Zonder beloftevolle muzikanten en een gedegradeerde dirigent die ze hebben moeten laten gaan wegens ongepassioneerd.

Ik heb me trouwens laten vertellen dat die xylofoonverkrachter overal hoog van de toren blaast, zelfs zonder blaasinstrument. En voor mij Meneer De Solist, zijn er harmonieën genoeg. Nog geen seconde spijt gehad…

Hodie mihi, cras tibi.

De teleurstelling kon niet groter zijn. Ze liet de deur in het slot vallen en haalde opgelucht adem. Hoewel, opgelucht… Dit kon je niet menen. Had hij dit met opzet gedaan? Vond hij dit echt nodig? Ze had dit kost wat kost willen vermijden, maar helaas… De teleurstelling kon niet groter zijn.

Het was te laat. Spat dan maar uit elkaar, vloeibare zoutvaten! Jullie helpen haar niet eens vooruit. Geen zier te veranderen – de deur was in het slot gevallen. Helaas…

En jaloezie. Ja, dat ook. Godverdomme. De teleurstelling kon niet groter zijn, maar het was te laat. Ze liet de deur in het slot vallen en haalde adem… Diep adem. Dit moet ze de volgende keer kost wat kost vermijden…